(Oorspronkelijk verschenen op Dying Dynosaurs)
Ik herinner me de man die door de politie met rubberen kogels in het gezicht werd geschoten. Mijn teamgenootje vond hem ‘s morgens bewusteloos in een plas bloed en bracht hem naar het ziekenhuis.
Ik herinner me de vrouw en haar twee kleine dochtertjes die geprobeerd hadden in een tentje te koken en koolstofmonoxidevergiftiging hadden opgelopen. Ze huilden en verloren telkens het bewustzijn. We brachten hen naar het ziekenhuis.
Ik herinner me hoe er een grote brand was in het Soedanese gedeelte van het kamp en we “Wake up, fire!” schreeuwden terwijl we op de ruiten van de caravans klopten tot iedereen wakker was. Ik herinner me hoe we met de Koerdische familie die net was aangekomen het kamp uitreden en hoe de drie kleine jongetjes afwisselend in slaap vielen en dan weer huilden.
Ik herinner me de vrouw die in paniek was omdat haar baby allergisch was voor poedermelk, alles uitkotste en al dagenlang niets gegeten had.
Ik herinner me de Afghaanse man met schurft die niet kon ophouden met krabben en maar niet genas, hoe vaak hij ook naar de dokters ging en zijn kleren en dekens ververste.
Ik herinner me het 17-jarige meisje dat verkracht was en ons een deur voor haar houten barak kwam vragen zodat haar verkrachters ‘s nachts niet meer zouden kunnen binnenkomen.
Ik herinner me hoe vele jonge vrouwen zich noodgedwongen prostitueerden en daarvoor door de mannen in het kamp voor ‘putes’ werden uitgemaakt.
Ik herinner me de schattige Koerdische peuter met de donkere krullen die bruine fond de teint op haar gezicht had zodat men de blauwe plekken op haar gezicht niet zou kunnen zien.
Ik herinnen me hoe mijn Afghaanse vriend een week lang pijn had aan zijn schouder omdat een politieagent hem daar geslagen had.
Ik weet nog hoe mijn Afghaanse vrienden bang waren om alleen in Calais rond te dwalen omdat er een groepje nazi’s vluchtelingen met ijzeren kettingen te lijf ging.
Ik weet nog hoe de 15-jarige Aghaanse Abdullah in een koelkasttruck stikte.
Ik weet nog hoe het jongste kind van een bevriende Afghaanse familie in een koelkasttruck begonnen te stikken, maar hoe de vluchtelingen net op tijd de politie konden waarschuwen.
Ik herinner me het Eritreaanse jongetje dat overal open wonden op zijn polsen en handen had doordat zijn schurft zo ver gevorderd was.
Ik herinner me de Eritreaanse vrouw die een allergische reactie op haar schurft had en wiens armen helemaal in het verband zaten.
Ik weet nog dat net voor ik vetrok de mazelen uitbraken.
Ik weet nog dat de politie ons elke dag met pepperspray beschoot, dat de vluchtelingen er ‘s nachts niet van konden slapen en de kinderen ervan hoesten en huilden.
Ik weet nog dat een Koerdisch meisje haar gsm gestolen werd en ze hysterisch begon te huilen en schreeuwen omdat ze al haar contacten verloren had.
Ik weet nog hoe de maffia alle toegangswegen naar Engeland controleerde en de vluchtelingen uitperste en bedroog.
Ik weet nog hoe een politieagent naar een klein meisje op een fiets trapte.
Ik weet nog hoe een man in de prikkeldraad bovenop de hekkkens aan de eurotunnel was blijven hangen en zichzelf zo de keel had overgesneden.
Ik weet nog hoe de politieagenten vier mannen die niet konden zwemmen de zee hadden ingedreven en ze daarna nooit meer zijn teruggezien.
Ik weet nog hoe mijn vrienden elke dag in elkaar werden geslagen door de politie.
…
Ik weet nog hoe ik de waarheid in mijn gezicht geslagen kreeg. Ik weet nog hoe ik de politie haatte. Ik weet nog hoe ik de staat haatte. Ik weet nog hoe ik me schaamde blank te zijn. Ik weet nog hoe ik me schaamde Vlaming te zijn. Ik wist nog hoe ik iedere racist wel zou kunnen vermoorden. Ik weet nog dat ik geen geduld meer had. Mensenlevens die op het spel staan kennen geen geduld.
…
Ik weet nog hoe onze Eritreaanse vriendin op het punt stond in de jungle te bevallen. Ik weet nog hoe ze elke dag lachte, hoewel ze op exploderen stond. Ik weet nog hoe we hoorden dat ze in Engeland was aangekomen. We hebben nooit geweten welke held(in) haar heeft geholpen.
…
Aan iedereen die er trots op is Vlaming te zijn en vindt dat ‘de boot nu wel vol is’: kom me later niet vertellen dat je er niets vanaf wist. Kom me later niet vertellen dat je er niets aan hebt kunnen doen. Kom me later niet vertellen dat jij een goede nachtrust had terwijl mijn vrienden in de kou lagen te huilen en bidden.
Gisteren droomde ik van de bevriende Afghaanse familie. Ik droomde dat we in het huis waar ik opgroeide goede kleren en schoenen uitzochten, net zoals in Calais. Donkere, warme, waterdichte kleren om de overtocht naar Engeland te maken. Donker zodat de politie hen niet zou zien. Warm omdat het koud is in de koelkasttrucks. Waterdicht omdat men soms urenlang in de regen moet staan wachten tot de smokkelaar je in een truck verstopt.
Wir haben es alle gewusst.
